dat je je kleurige en luchtige zielsbestand maar blijft inpompen in dat zwart zuigend gat, – je pompt en je pompt de hele geurige en krakende dagappel rond, en als je even niet oplet omdat je te moe bent, dan zuigt het je mee, slurpt het je op, en mag je nog harder werken om het hoofd boven water te houden, en driftig borstslagen of zijslagen of kantelslagen om tot aan de oever te geraken, zich als een walvis op de oever werpen en doodgaan.
doodgaan met het gemak van ademen.
anderzijds: heb je ooit eens een mens gezien zonder die lagen verdriet, afwijzing, teleurstelling, angst, kleinzerigheid? neen. heb je ooit eens een sprong gewaagd in je zoektocht naar een niet-gelaagde mens? heb je buiten je blikveld gekeken, heb je moedig in dat zwart gat gesprongen, je laten onderdompelen door weemoed om toch je begeerde parel uit te kunnen vissen? neen. dat had je niet gedurfd. je voedt dat zwart gat kleine stukjes geluk, het is je accijns om op afstand te kunnen blijven. om niet besmet te raken.
dag, gat! hoe gaat het, gat? hoe zijn we er vandaag aan toe?
de grootmoeder hangt als een opgeblazen lappenpop bij het plafond, in de linkerhoek van de kamer, en blijft de hele tijd lichtjes met haar hoofd schudden. neen, neen, dat had ik niet verwacht, dat alleen in het ziekenhuis sterven, dat verdrinken in eigen vocht achter de longen. had toch zwemmen geleerd.
je zwijgt terug. je had gisteren het wijwater uit de kerk meegekregen, maar die werd zonder meer bij de afwas weggespoeld. spreken we dan af dat je je nog even bewust moet blijven van je vloek, van al dat water in je leven. spreken we deze keer af dat wegkijken geen optie is.
door Svetlana Zakharova
tekstbron: inzending
opgenomen in WEEKBLADEN #43 - engelenengels
Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be