28 september 1992
“Rien cette écume, vierge vers “.
Stéphane Mamarmé, Salut.
door haar zijn er nu meningen in mijn spreken opgesteld. meningen zijn zwaktes in de defensie van de ongrijpbaarheid, poorten voor de vandalen met hun viriele ijzerzagen en de nimfen van de nijd met hun bedrieglijke kusmonden. het rapalje arresteert mijn bewegen, vreet mijn vlucht en kakt er de woorden in, hun aanhechtingscode, het bevestigende dat het verschil maakt en bevestigt.
mijn schrijven stelt het af, op punt en klaar voor de vergetelheid. ik vergrendel en serveer. een vers kelkje schuim vol maagdelijk niets. tss, tss, niets nieuws al dat liefs.
haar rijkdom, niet eens de gratie die ze mij weigert tot ik ze steel en daardoor vernietig, enkel de weelde al van haar voelende lichaam vergooi ik in deze halen op papier. ik spuw in de wind, besmeur de stadsstraten, trek strepen grijs door de blauwe spreuken.
deze jakkers overschreeuwen ons zwijgen harder, schat. we laten ze branden als hout, rotten als mest en bloeden als de stam van een els.
involteer de nodeloze taal tot het brultumult van naverbranding.
tientallen millennia geleden: de aarde pletst plat op de vloer van de schepping. gelost door de Stem in de stam. ze kwijnt weg en cirkelt in treurnis rond de zon en zucht met haar maan die zij mint als een hete non.
zoals toen men ons de navel knipte. het licht was de hel en hier is het koud.
“schreeuw zo niet, je zou dood moeten zijn”. huil maar niet schatje, herneem liever het lieve liedje van de schone schijn. de maan lacht zich een bult en zakt in de zee. haar schuimende mond breed over gans de pagina.
ik strek mijn hand met de staf uit boven de stromen, de rivieren en de meren en laat de nekkermannen uit het water komen.
ik duimde voor haar na een eeuw van zwangerschap.
*
Telle loin se noie une troupe…
maak jezelf toch niks wijs: dit boek ligt nu voor je open, het beeld klopt helemaal met wat ik denk en jij denkt het ook en het stolt in je gedachten, begint te kankeren, zaait de waanzin uit, dompelt je onder in jezelf die dit schreef. correct?
ja man ik weet best dat je dit weer gaat bewerken met al die dode auteursdromen van je maar mijn lucht beweegt zoals jouw adem en jouw hand is de mijne die haar streelde.
*
Annette, zo mooi en lief en net,
liep stiekem op het strand die nacht
en stouter nog, ze liep in zee en zag
dat aan haar blote voeten zomaar
voor het grijpen lag:
de maan! Ze bukte zich en schepte
in haar hand een stralend stukje zee
met felle schijn en kraters in.
ze hield het hoog en bracht het
dichter, dichter naar
haar rechtste oog. Ze hield haar adem in
en niets aan haar bewoog. zo keek ze
dieper, dieper in haar zee.
o jee, o jee: toen kwam
het water in haar oog
en nam de maan
haar wenend mee.
*
ik slaap naast haar, elke keer als je dit leest.
hoe bevalt het daar, in je eentje?
zo ver weg ben je met je oude lijf dat gehorig gebleven is
aan de roep die ik nu de rug toekeer.
Telle loin se noie une troupe
De sirènes mainte à l’envers.
*
het was een bosloop met de gemengde klas van 5L en 5A. nee geen meisjes. L voor latijn, onze flikkerklas, en A voor artistieke vorming, de kunstenaars. er was er zelfs een echte bij, later ten onder gegaan aan de drank, zoals jij bijna. hij zocht nog contact later, een noodkreet aan jou als soortgenoot, die je negeerde omdat je zelf zo vol medelijden zat. wij hadden er drie echte, jongens wier seksuele geaardheid gericht was op de eigen kunne, bedoel ik.
neenee, you wish. ik had een stevige puberale episode, zoals velen, maar de homofobie overwon ik vrij snel. en ja, ik ben een vrouw in het diepst van mijn gedachten, maar dan wel een rabiate lesbienne. wie weet, met de juiste benadering misschien, hahaha.
de kunstenaars namen onmiddellijk afstand. geen van hen wou bij ons achterblijven. ik liep me de ziel uit het lijf, naderde wel maar nee, ik zou er nooit bij horen. ik was te sterk om te liegen en te zwak om te waarderen wat ik was. elke vloek is een zegen, elke afwijking een geschonken talent.
geloof niet in jezelf, geloof in het geschenk.
vele jaren later, nu vier jaar geleden hoor je een rosse collega-vervloekte die nog lastig op je was omdat je hem afgelopen weekend drank weigerde, van aan de overkant van de straat luid roepen “hé gij daar gij zijt niet beter als wij, ze” .
zonder nijd. hij had al het inzicht dat minachting of rancune onnodig waren. ons kent ons, zijn woorden nagelden mij aan de grond. jou.
ben je al bezocht nu? heeft jouw roep haar eindelijk bereikt? heeft ze het je al verteld, het je doen denken, alles wat je al voelde maar nooit durfde zeggen? mijn broer ben je niet, maar je kan lezen en hemeltje man, wat was je toch ontzettend laf en hypocriet. geen wonder dat je eigen kinderen niks meer met je te maken willen hebben.
alles om er toch maar bij te horen. waarbij? en voor wie?
kom, we gaan slapen. vergeten wat we weten.
spelen tot het donker wordt.
door NKdeE
tekstbron: VILT 2021
opgenomen in WEEKBLADEN #54 - The Spine is a Sword
Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be