Wij schuilden onder dropplend loover,
Gedoken aan den plas;
De zwaluw glipte ‘t weivlak over,
En speelde om ‘t zilvren gras;
Een koeltjen blies, met geur belaan,
Het leven door de wilgenblaan.
‘t Werd stiller; ‘t groen liet af van droppen;
Geen vogel zwierf meer om;
De daauw trok langs de heuveltoppen,
Waar achter ‘t westen glom;
Daar zong de Mei zijn avendlied!
Wij hoorden ‘t, en spraken niet.
Ik zag haar aan, en diep bewogen,
Smolt ziel met ziel in een.
O tooverblik dier minlijke oogen,
Wier flonkring op mij scheen!
O zoet gelispel van dien mond,
Wiens adem de eerste kust verslond!
Ons dekte vreedzaam wilgenloover;
De scheemring was voorbij;
Het duister toog de velden over;
En dralend rezen wij.
Leef lang in blij herdenken voor,
Gewijde stond! geheiligd oord!
door A.C.W.Staring
tekstbron: Project Laurens Jz Coster
Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be