de maan wentelt zich vol in het licht van de zot die het ros opstookt onder die grotten vingert tot het gorgelt die aardlippen likt tot ze wolkt en de aarde raast ze raast hitsig en heet raast ze barst in de kop van het golvende rot scheur in de bol van het spugende zaad snee in het hart van het rillende kwaad slok in het diepst van de donkere zee vonk op de heetst van het vurige ijzer zweer op het zerpst van de walmende haat raast ze raast ze ze raast en de stem is de stem van god en de stem wil weg uit de holte weg uit dit kot van de loeiende stilte de stem wil met klankorkanen nog eenmaal riviermonden doen tongtrillen de berglongen legen de ruimte befluimen de sterren doen huilen want het codewoord mens is kapot zijn letters zijn riet in de schrokgrot witheet van nijd naar betekenis brandend van lust naar een zin ze krast de betonkorsten open verplettert de steden en breekt alle dijken en het zwart van hun drijvende lijken is het zwart van het stof op de maan stof dat de ruimte doet niezen stof in het licht van de zot die het ros opstookt onder en ze is weer genezen en ze stinkt weer zalig naar god.
door NKdeE
tekstbron: ViLT 2020
opgenomen in WEEKBLADEN #52 - hardleerse tongen
Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be