in deze volte van vernietiging spreek ik niet hun namen uit.
dichters begraaf ik in mijn koude dagelijks.
hun zwijgen ettert, zweert letters uit mijn mond
en de namen kleven de leegte van de namen
aan de tegels van de leegte die de leegte betegelen
zodat er middenin een leegte kan ontstaan genaamd
verlangen
waarin de woorden witte tranen bloeden,
en de nare tranen in het git vergaan.
ik word leegte dan want zelfs hun leegte spreekt mij tegen:
de klinkers slepen zich uit stomme klanken,
doorstrepen met lange halen het verdriet.
de medeklinkers schuren hun wangen open
aan het stortbeton waarop zij ter onderscheid
neerstorten bij het naakte talen van de mens.
zwart licht zomert kortstondig
in de reeds halfvergane hoofden.
vredig verwaait de laurier
zijn blaadjes daarrond.
en zie wat ik zei maar nooit wou:
zij druipen sissend op de dorre lezerstongen in de verstorven luchten
het worden druppels langs de gemaskerde kin van een tandeloze fee
hun boeken verbranden in de stormen van nijd
hun neuzen bloeden kleurloos ontkennen
een ijzige boog spant zich op wolken van vuur
en voor wie
door NKdeE
tekstbron:
Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be