vier zinnen
sluiten mijn ogen
als schermen
als zwaarden
ik
vermoed
dat
ik
ik
loop
wandel
glij wellicht
langs oevers
zo glad als stijl
golven klotsen mijn schip duwt
fenders
gillen
traag-
heid
ik
sluimer
keer
mij
draai mij
spoor mij
skrei
vult fjorden
ik heb nog nooit een walvis gejaagd ik
ken
geen
dood
zonder reden
tel je knopen
zie het water ijler worden
met land verdunnen
ik
weet
dat ik
droom
maak mij niet wakker nu
mijn wereld is
fascinerend
te laat
de trap beweegt
is mojo een staat
ik haat blues
zoals ik koren haat
zoals ik hun ziel voel
zoals ik van pijn geniet
ik ben nooit een slaaf geweest
wie ben ik te menen
dat ik ooit honger heb gehad
het is in orde
wanneer ik sterf
onverwacht
toch nog
sussen
woorden
sissen
suizen
deinen
velden
zij
sluit haar
armen om mij
zij verandert van gezicht
pulseert mijn bloed mijn bloed pulseert haar warmte pulseert mij
je bent een smeerlap
zwaluwen scheren over het dek
vangen muggen
missen de meeste
ik ben
een held
er is nergens moed voor nodig
ze liep voorbij in
een grijze regenjas
zandkleurig eigenlijk
maar het kan niemand schelen
zij heeft mijn aandacht
dit is zij zoals ze was
en zij loopt op mij toe
kust naar mij
de hemel sluit
en verschaald bier dringt zich op
zelfs nu
golven slaan te pletter op het dek
spatten uiteen in meeuwenwolken
lachend
schetterend
vechtend
er loopt water langs mijn schenen in mijn laarzen
bij het vegen
raak je been
je kreunt
kijkt naar de wekker
je kreunt nogmaals
je draait je
weg
van mij
ik vertrek zelf
donker
donker
donker
donker
donker
donker
donker
donker
donker
donker
donker
grauw
blauw
licht
er schijnt licht in mijn gezicht
ik vrees de zon
wanneer ik slaap
licht volgt mijn beweging
ik ben niet buiten
er schijnt een lamp
in mijn gezicht
de voorstelling duurt tweeëneenhalve minuut langer vandaag
er staat geen wind
de wende is aanstonds
en er is geen inspiratie
er is niemand
op haar zevende
opende zij
het drankgelach
met klachten
over de bediening
golven tillen het schip
2 decimeter
van stuur-
naar bakboord
mijn hersenen deinen
mee
mijn lijf een kwart
tel later
de regen klettert
in stalen
zijdelings beschenen
het vuil spoelt van de straat
via het riool
naar de rivier
laten we lopen
de lucht smaakt
zo gewassen
schoon
tot ik de dag
be-adem
door Martin Knaapen
tekstbron: inzending ontvangen op 26/10/2021
opgenomen in WEEKBLADEN #56 - back to the future
Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be