De linksbuiten kreeg de bal te pakken, liep er mee op en schoot direkt naar het doel. De doelman evenwel was op zijn plaats. Hij ving het keiharde schot van de linksbuiten op, maar was niet gelukkig bij het wegwerken. De linksbinnen kon op zijn beurt de bal opnemen en er mee tot dicht bij het doel lopen; dan, op zijn beurt, schoot hij naar doel. Toen was het dat het afschuwwekkende gebeurde, zo afgrijselik dat niemand, aanvankelik, het begreep. Het schot van de linksbinnen, nog keiharder gegeven dan dat van de linksbuiten, had de bal tegen het hoofd van de doelman gezonden. Zonder dubio, zonder aarzelen, zonder pijn ook mag men haast denken, gleed het hoofd van de doelman van de hals en bleef, dicht bij het staande lichaam, liggen op de witte lijn van het doel. Monden gingen open en dan weer toe, hartstochtelik; men merkte: ‘nog was het doel niet gemaakt. De bal lag op de lijn.’ Maar de bal, boven op de hals, had een paar maal, als een tol, op zijn as gedraaid en was dan resoluut boven op de romp blijven staan. Van het gebeurde onbewust, volgde men met spanning de partij en of de doelman bij machte zou zijn een zo geconcentreerde aanval te boven te komen. Alleen de middenvoor had, hoe snel dit alles ook ging, de gebeurtenis bijna op de voet gevolgd. Hij liep op, tot bij de doelman, daar echter aarzelde hij een ogenblik, omdat hij niet wist hoe de bal te bereiken. Hij meende echter van de opwinding gebruik te kunnen maken en sloeg, met een flinke mep, de bal van de romp van de doelwacht, het doel binnen.
‘Fout’ klonk het uit tienduizend monden. Maar toen, door deze trilling van de lucht in zijn evenwicht geschokt, het lichaam van de doelman achteroverstortte, begreep men de afschuwelike waarheid.
Sportieve kameraadschap wil dat, in zulke omstandigheden, de kamp worde geschorst. En dat deed men. Maar het toepassen van deze maatregel kon niet beletten dat de middenvoor oorverdovend werd uitgejouwd.
Eindelik in de kleedkamer aangekomen, zei de linksbuiten tot hem, bij wijze van vergoeliking: ‘dat uitjouwen is er te veel aan. Maar dat belet niet, Anton, dat je dat met die “fout” toch werkelik niet had mogen doen.’
door Paul van Ostaijen
tekstbron: DBNL
opgenomen in WEEKBLADEN #48 - morsdood
Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be